Het gerechtshof Den Haag oordeelde dat de eigen consumpties van een consultant tijdens een tijdelijk verblijf in Amsterdam en Tilburg niet ten laste van de winst konden worden gebracht. De rechter oordeelde dat ondernemers en werknemers niet als gelijke gevallen beoordeeld kunnen worden, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde.
De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in de zaak ECLI:NL:GHDHA:2022:513 betreffende Art. 3.8 Wet IB 2001 is een belangrijke uitspraak met betrekking tot de aftrekbaarheid van eigen verblijfskosten.
Deze uitspraak is voor veel ondernemers van belang omdat het een duidelijke richtlijn geeft over de aftrekbaarheid van eigen verblijfskosten. Hierdoor weten ondernemers welke kosten zij kunnen declareren en welke te verwaarlozen. Bovendien zorgt de uitspraak voor duidelijkheid over de fiscale aftrekbaarheid van eigen verblijfskosten, wat een belangrijke factor is bij het opstellen van de jaarlijkse IB-aangifte. Het is belangrijk om te benadrukken dat de uitspraak van de rechter in deze zaak niet alleen voor de consultant van toepassing is, maar ook voor andere ondernemers. De uitspraak is van toepassing op alle ondernemers die eigen verblijfskosten declareren, ongeacht hun bedrijfstak.
De basisregel voor de aftrek van kosten is eenvoudig te begrijpen: kosten die gebaseerd zijn op zakelijke overwegingen, zijn aftrekbaar. Ook als deze kosten op verkeerde of onverstandige overwegingen gebaseerd zijn. Echter, consumpties bevatten meestal een privé-element waardoor het complexer wordt.
F&F Belastingadvies kan je adviseren betreffende belastingzaken en fiscale vraagstukken. F&F Belastingadvies is aangesloten bij het Register Belastingadviseurs en houdt de kennis up-to-date door permanente educatie. Een verstandige keuze, aangezien de belastingzaken en fiscale vraagstukken voortdurend veranderen.